geschiedenis
geschiedenis 1 1 geschiedenis 2 2

 

Hortensiakwekers van vader op zoon:
"We leveren kwaliteitsplanten door vakmanschap, traditie en liefde voor de planten"

Aan het einde van de 19de eeuw was de hydrangea een exotische modeplant, waarvan men aannam dat hij niet helemaal winterhard was.

Helemaal onredelijk was dat niet, omdat bij late vorst de knoppen kunnen bevriezen en de eerste cultivars misschien niet de meest rustieke waren.

Bovendien waren de planten duur in aanschaf. De hortensia werd dan ook beschouwd als kas- of oranjerieplant.

Die reputatie leidde ertoe dat de rijken en de adel de hortensia adopteerden als een edele plant met status.

De plant werd in hoge kringen minder populair toen bleek dat deze planten ook wilden bloeien in de voortuintjes van de tuinlieden, die een stekje mee naar huis genomen hadden.

Uit de teelt in kassen en serres ontstond een geforcerieteelt.
De planten werden in het voorjaar in bloei getrokken. Onze oma's en opa's kregen steevast een witte hortensia wanneer ze hun eerste of hun plechtige communie deden, en ook op moederdag waren de planten ongemeen populair

Hortensia's werden tot voor enkele decennia nauwelijks in de tuin geplant. Het waren typische kamer en oranjerieplanten..

Als tuinplant waren ze minder geliefd. Misschien omdat de geforceerde planten, nadat ze in de tuin waren uitgeplant, een lange aanpassingsperiode nodig hadden en de gebruikte cultivars niet altijd voldeden.

De revival in de Belgische en Nederlandse tuinen is van tamelijk recente datum. Nu zijn hortensia's buitengewoon populair.
De recente geschiedenis kan niet beter geïllustreerd worden dan door het verhaal van onze hortensiakwekerij die nu aan haar derde generatie toe is.

Bea en Guy Pieters koesteren in Melle hortensia's. Computers spelen een rol in het bedrijf, maar toch laat Guy het niet na om elke viresnacht even uit de veren te gaan en een inspectieronde te houden.

Bezorgdheid om de kwaliteit is tekenend voor dit kwekerspaar.
Ze koesteren elke plant die door hun handen gaat.

Guy is trots op zijn grootvader die de kwekerij in 1922 stichtte:
"Grootvader Octaaf Pieters was een telg uit een groot gezin. Zijn vader, Bernard, was een groentekweker in Merelbeke. Overgrootmoeder ging de groenten verkopen in Gent."

Octaaf Pieters had ambitieuze plannen en geen geld, een voor die tijd moeilijke combinatie. Geld lenen lag minder voor de hand dan nu. Hij slaagde er in van een rijke inwoner van Merelbeke geld te lenen. Het was voldoende voor de overtocht naar Amerika. Het was winter 1913.

Octaaf Pieters was een echte avonturier. Negen jaar werkte hij als tuinman bij rijke Amerikanen. Hij wou geld verdienen om later in eigen land een zelfstandig bedrijf op te richten. Hij werkte hard en werd gefascineerd door de planten.

Toen hij terugkeerde kocht hij met zijn dollars een hectare grond in melle en bouwde er een huis en een serre: zijn bedrijf startte.

Hij teelde vooral knolbegonia's, clivia's, glocinia's, azalea's en ... hortensia's. Dat was de kalssieke manier van werken in de bloemenstreek van Gent in de jaren na WOI.
Monocultuur was in die dagen erg riskant.

Zijn hortensia's waren populair, maar dan bijna uitsluitend als voorjaarsbloeiende kamerplanten. Bijna veertig procent van de toenmalige gekweekte hortensia's waren witbloeiende variëteiten.

De hortensia's sleet hij in grote mate aan exporteurs. Hij had vaste klanten in Wallonië, Duitsland, Frankrijk en een enkele keer leverde hij ook hortensia's aan Britse kopers.

In 1925 werd zoon André geboren. Als kind liep hij rond tussen de rijen hortensia's van het bedrijf. André was 15 jaar toen hij bij zijn vader (Octaaf) in de zaak kwam. Het was aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog.

De productie van hortensia's en andere bloeiende potplanten heeft ook in die moeilijke periode nooit helemaal stilgelegen, maar na de oorlog kwam de bloemenkweek maar traag terug op gang.

"In 1948 stapte mijn vader in het huwelijksbootje. Hij was een vlotte man, maar ook een harde werker. Tien jaar later had hij het bedrijf overgenomen en schoeide hij het op een andere leest.
Hij liet de meeste culturen vallen en specialiseerde zich op hortensia's en clivia's."

In de eerste jaren lag de klemtoon op de export. Er werden gretig afnemers gevonden in Amerika en Canada. In de jaren zestig kwam er een abrupt einde aan deze handel. Na de ontdekking van het aardappelcystenaanltje in 1963 in aarde van ingevoerde planten uit een Gents bedrijf, sloot Canada zijn deuren voor de Belgische markt.

De invoerbeperkingen naar Canada en de VS gelden nog steeds.
Vader André zocht andere afzetmarkten en vond die in Spanje en Italië. De Italianen en Spanjaarden waren op de import aangewezen, omdat de traditie en de kennis ontbrak om deze planten op een economisch verantwoorde manier op de markt te brengen.

"In 1968 was ik 18 jaar. Ik heb er niet bij stilgestaan en vond het haast vanzelfsprekend dat ik in de zaak kwam. De liberalisering van de Europese handel had als gevolg dat de importeurs hun alleenheerschappij verloeren. Hun verdiensten liepen terug. Langzamerhand verloren we de Spaanse markt, en moesten vrouw Bea en ik naar alternatieven uitzien."

In de jaren 1970 was er een kentering merkbaar: de belangstelling voor de tuin en tuinplanten nam toe. Tuinliefhebbers wilden ook hortensia's in hun tuin, maar het was moeilijk degelijke struiken te vinden.

"In 1974 namen we de zaak van mijn vader over. Hij is ons tot aan zijn dood in 1995 blijven bijstaan. Ik begreep snel dat buitenplanten van hoge kwaliteit een steeds groter wordend gat in de markt konden opvullen. We kweekten langer op.
Drie- vierjarige planten zijn niet alleen veel mooier, ze zijn ook veel sterker."